Deuteronomy 23

1Die door plettering verwond of uitgesneden is aan de mannelijkheid, zal in de vergadering des Heeren niet komen.
 in de vergadering Dat is, naar het meeste gevoelen, zal geen stem hebben in publieke vergaderingen, noch plaats in den Raad der regenten, rechters of officieren des volks, welke vergadering ook een vergadering Gods genoemd wordt, Psa 82:1. Alzo werden ook tot het priesterambt geen toegelaten, die enig gebrek aan het lichaam hadden, Lev 21:17, enz. De reden van deze wet kan zijn: eensdeels, omdat zodanigen gemeenlijk kleinhartig zijn; anderdeels, omdat het tot verwijt en kleinachting van het ambt zou kunnen strekken. Van de bijeenkomsten der gemeente tot den publieken godsdienst kan men dit niet verstaan, omdat daarin ook de vreemdelingen [mits besneden zijnde] toegelaten werden, Exo 12:48; Lev 22:18; Num 9:14, en Num 15:15. Daarentegen in de vergadering, van welke hier en in het volgende gesproken wordt, mochten de Ammonieten en Moabieten ganselijk niet komen, gelijk volgt vs.3.
2Geen bastaard zal in de vergadering des Heeren komen; zelfs zijn tiende geslacht zal in de vergadering des Heeren niet komen.
 Geen bastaard Gelijk Jeftha was, Jdg 11:1-2, die om den nood, buiten order, daartoe gebruikt en door God gezegend is.
3Geen Ammoniet, noch Moabiet zal in de vergadering des Heeren komen; zelfs hun tiende geslacht zal in de vergadering des Heeren niet komen tot in eeuwigheid. 4Ter oorzake dat zij ulieden op den weg niet tegengekomen zijn met brood en met water, als gij uit Egypte uittoogt; en omdat hij tegen u gehuurd heeft Bileam, den zoon van Beor, van Pethor uit Mesopotamië, om u te vloeken.
 met brood en met water, Zie boven, Deu 2:28.
,
 hij tegen u gehuurd heeft Bileam, Namelijk, de Moabiet; Num 22:3-5, enz.
,
 Mesopotámië, Hebreeuws, Aram Naharajim; dat is, Syrië der twee rivieren. Zie Gen 24:10.
5Doch de Heere, uw God, heeft naar Bileam niet willen horen; maar de Heere, uw God, heeft u den vloek in een zegen veranderd, omdat de Heere, uw God, u liefhad. 6Gij zult hun vrede en hun best niet zoeken, al uw dagen in eeuwigheid.
 vrede en hun best Dat is, voorspoed, welstand.
7Den Edomiet zult gij voor geen gruwel houden, want hij is uw broeder; den Egyptenaar zult gij voor geen gruwel houden want gij zijt een vreemdeling geweest in zijn land.
 Edomiet Doch uitgezonderd de Amalekieten. Zie onder, Deu 25:17.
,
 uw broeder; Een nakomeling van Ezau, die de broeder was van Jakob uw voorvader.
8Aangaande de kinderen, die hun zullen geboren worden in het derde geslacht, elk van die zal in de vergadering des Heeren komen.
 komen Dat is, mogen komen.
9Wanneer het leger uittrekt tegen uw vijanden, zo zult gij u wachten voor alle kwade zaak. 10Wanneer iemand onder u is, die niet rein is, door enig toeval des nachts, die zal tot buiten het leger uitgaan; hij zal tot binnen het leger niet komen.
 toeval des nachts, Zie Lev 15:4, Lev 15:16-17.
11Maar het zal geschieden, dat hij zich tegen het naken van den avond met water zal baden; en als de zon ondergegaan is, zal hij tot binnen het leger komen. 12Gij zult ook een plaats hebben buiten het leger, en daarhenen zult gij uitgaan naar buiten.
 plaats hebben Hebreeuws, hand; welk woord ook genomen wordt voor ruimte, zijde, plaats, begrijp, enz. Zie Pro 8:3; Isa 57:8 met de aantekeningen.
13En gij zult een schopje hebben, benevens uw gereedschap, en het zal geschieden, als gij buiten gezeten hebt, dan zult gij daarmede graven, en u omkeren, en bedekken wat van u uitgegaan is.
 benevens uw gereedschap, Of, op uwe wapens
,
 gezeten hebt, Dat is, het werk der natuur gedaan hebt.
14Want de Heere, uw God, wandelt in het midden van uw leger, om u te verlossen, en om uw vijanden voor uw aangezicht te geven; daarom zal uw leger heilig zijn, opdat Hij niets schandelijks onder u zie, en achterwaarts van u afkere.
 wandelt in het midden Zie Lev 26:12.
,
 voor uw aangezicht te geven; Zie boven, Deu 1:8.
,
 Hij Namelijk, de HEERE.
,
 niets schandelijks onder u zie, Hebreeuws, geen naaktheid, of, schandelijkheid van enig ding; dat is, niets oneerlijks, onreins, dat de eerbaarheid niet toelaat bloot te laten liggen.
15Gij zult een knecht aan zijn heer niet overleveren, die van zijn heer tot u ontkomen zal zijn.
 zijn heer tot u ontkomen zal zijn Die hem tirannisch behandelde.
16Hij zal bij u blijven in het midden van u, in de plaats, die hij zal verkiezen, in een van uw poorten, waar het goed voor hem is; gij zult hem niet verdrukken.
 blijven Nadat hij kennis van zaken genomen en bevonden zult hebben, dat hij zijn heer om genoegzame redenen ontgaan is; tenware dan dat gij hem met zijn heer mocht verzoenen en alzo hem wederzenden. Sommigen verstaan dit alleen van de knechten der omliggende volken, die hen met onmenselijke wreedheid naar hun lust behandelden.
,
 poorten, Dat is, steden of woonplaatsen, waarin het hem best passen of schikken zal.
17Er zal geen hoer zijn onder de dochteren van Israël; en er zal geen schandjongen zijn onder de zonen van Israël.
 schandjongen zijn Dat is, die zich door manspersonen laat verontreinigen. Zie Gen 19:5; Lev 18:22; 1Ki 14:24, en 1Ki 22:47; 2Ki 23:7; Rom 1:27.
18Gij zult geen hoerenloon noch hondenprijs in het huis des Heeren, uws Gods, brengen, tot enige gelofte; want ook die beiden zijn den Heere, uw God, een gruwel.
 hondenprijs Dat is, geld, hetwelk met de gruwelijke zonde der onkuischheid, in vs.17 vermeld, verdiend is. Vergelijk 2Sa 3:8; Rev 22:15. Sommigen verstaan dit eigenlijk van den prijs, waarvoor een hond, als een onrein dier, verkocht is.
19Gij zult aan uw broeder niet woekeren, met woeker van geld, met woeker van spijze, met woeker van enig ding, waarmede men woekert.
 woekeren, Zie Lev 25:36.
20Aan den vreemde zult gij woekeren; maar aan uw broeder zult gij niet woekeren; opdat u de Heere, uw God, zegene, in alles, waaraan gij uw hand slaat, in het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven.
 zult gij woekeren; Dat is, zult gij mogen woekeren. Omdat zij niet als de arme Israëlieten door armoede, maar om hun koophandel en nering met de Joden handelden.
,
 in alles, waaraan Hebreeuws, in allen uitslag, of aanslag uwer hand.
21Wanneer gij den Heere, uw God, een gelofte zult beloofd hebben, gij zult niet vertrekken die te betalen; want de Heere, uw God, zal ze zekerlijk van u eisen, en zonde zou in u zijn.
 zekerlijk van u eisen, Hebreeuws, eisende eisen
,
 zonde zou in u zijn Dat is, het zou u tot zonde gerekend en gestraft worden. Alzo boven, Deu 15:9.
22Maar als gij nalaat te beloven, zo zal het geen zonde in u zijn. 23Wat uit uw lippen gaat, zult gij houden en doen; gelijk als gij den Heere, uw God, een vrijwillig offer beloofd hebt, dat gij met uw mond gesproken hebt.
 Wat uit uw lippen gaat, Hebreeuws, de uitgang uwer lippen.
24Wanneer gij gaan zult in uws naasten wijngaard, zo zult gij druiven eten naar uw lust, tot uw verzadiging; maar in uw vat zult gij niets doen.
 eten Dat is, mogen eten, alzo ook in vs.25.
,
 naar uw lust, Hebreeuws, naar uw ziel; dat is, naar uw lust; gelijk boven dikwijls.
25Wanneer gij zult gaan in uws naasten staande koren, zo zult gij de aren met uw hand afplukken; maar de sikkel zult gij aan uws naasten staande koren niet bewegen.
 aren met uw hand afplukken; Zie een exempel in Christus' apostelen, Mat 12:1.
,
 bewegen Of, herwaarts en derwaarts gaan laten, slaan.
Copyright information for DutSVVA